Aan de gemeenteraad van Leiden
Leiden, 23 september 2003
Zienswijze
Geachte leden van de raad,
Hierbij geven wij onze zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan "Oostvliet." Deze zienswijze wordt ingediend
door de Vereniging Bewoners Vrouwenweg. Deze is in april 2003 opgericht en heeft volgens haar statuten tot doel onder meer
het geven van zienswijzen. De statuten zijn in september 2003 gewijzigd, om een formele vereniging te kunnen worden. Binnenkort
wordt de notariële akte gepasseerd. Wij wijzen erop dat reeds in april de vereniging aan de ontvankelijkheidsvereisten als
bedoeld in de Awb is voldaan. De statuten zijn bijgevoegd.
Deze zienswijze heeft twee delen. In deel I zal worden uitgelegd waarom wij van mening zijn dat in het betreffende
gebied geen bedrijventerrein mag worden gerealiseerd, en zeker niet op de manier waarop het nu gebeurt. Allereerst wordt echter
gewezen op een aantal juridische gebreken en de gevolgen die dat volgens ons heeft voor het plan. In deel II wordt aangegeven
dat, mocht de gemeente toch tot de realisering van een bedrijventerrein willen overgaan, hiervoor een alternatief bestaat
binnen het plangebied. Dit alternatief heeft minder nadelen voor alle betrokken partijen. Voorts melden wij dat onze inspraakreactie,
voor zover deze zich niet richt tegen bedrijfsbebouwing tussen Europaweg en Vrouwenweg, wordt geacht deel uit te maken van
deze zienswijze.
Deel I
1. Algemeen
- Vormfout
Volgens de WRO jo. de Awb dient het bestemmingsplan gedurende vier weken ter inzage te liggen. Hieraan heeft
de gemeente Leiden niet voldaan door figuur 10 pas later beschikbaar te stellen (dit staat in onze versie van het plan
op pagina 64. Wij hebben gezien dat er ook een andere versie van het plan beschikbaar is). In de uitspraak van 9 mei 2003
(JB 2003 / 170) heeft de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak onder meer overwogen dat kaarten een wezenlijk onderdeel
van het ontwerpplan vormt en dat nu deze niet, althans naar op grond van het verhandelde ter zitting moet worden aangenomen
gedurende een aanmerkelijke periode van terinzagelegging niet, ter inzage heeft gelegen, het niet uitgesloten is te achten
dat de Afdeling in de bodemprocedure rond deze zaak het besluit van het betreffende college wegens strijd met artikel 23,
tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening reeds hierom niet in stand zal laten. Dit lijkt ons ook in dit geval aan
de orde. Mocht de rechter in dit geval hierover anders denken, dan gaan wij ervan uit dat
er in elk geval de datum van terinzagelegging niet donderdag 28 augustus maar maandag 1 september is, de datum waarop de genoemde
kaart beschikbaar werd gesteld. Voor de goede orde, daarmee is de termijn van twee jaar die voor de terinzagelegging van dit
plan gold overschreden.
1.2 Strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur
De gemeente heeft niet voldaan aan het in artikel 3:2 van de Awb gestelde. Er is onvoldoende onderzoek gedaan
naar de volgende aspecten:
- natuur- en landschapswaarden
- economische noodzaak
- M.E.R.
- Verkeer en vervoer
- Fysieke en bouwtechnische gevolgen voor bestaande bebouwing
- Ruimtelijke gevolgen voor bestaande bebouwing en bewoners
De gemeente heeft niet voldaan aan het in artikel 3:4 lid 2 van de Awb gestelde. Hierin staat dat de voor
een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit
te dienen doelen. Vervolgens is de manier waarop met verschillende belangen is omgegaan in strijd met het gelijkheidsbeginsel
en het zorgvuldigheidsbeginsel. In het hierna volgende zal inhoudelijk op deze aspecten worden ingegaan.
2. Rijks- en provinciaal beleid
De wettelijke basis om in de Oostvlietpolder een bedrijventerrein te realiseren ontbreekt (p.12, motie Verbugt/Van
Wijnen). In de Tweede Kamer is voorgesteld om daarin te voorzien door de PKB Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Aangezien de
Vijfde Nota niet is vastgesteld, is er nu geen wettelijke basis.
Het realiseren van een bedrijventerrein in de Oostvlietpolder is niet langer een concrete beleidsbeslissing,
zoals in het vorige streekplan. Dat betekent dat de provincie het realiseren van het bedrijventerrein niet meer dwingend aan
de gemeente oplegt. De gemeente is gehouden in haar beleidsafweging de vraag of al dan niet aan de provinciale norm wordt
voldaan te betrekken. Dit heeft de gemeente niet gedaan. Volgens ons ligt het in de rede om af te zien van het bedrijventerrein,
en in elk geval van het bedrijventerrein in de huidige geplande grootte, op de huidige geplande locatie en van de aard dit
het nu heeft.
3. Milieueffectrapportage (m.e.r.)
De conclusies van de risicoanalyse m.e.r.-(beoordelingsplicht) zijn onjuist, en wel om twee redenen. Ten
eerste concludeert de analyse dat er in het geval van de Oostvlietpolder geen sprake is van een gevoelig gebied. De Oostvlietpolder
ligt weliswaar in een rijksbufferzone, maar dat is volgens het Besluit milieueffectrapportage geen criterium. Dit komt omdat
in een rijksbufferzone helemaal niet mag worden gebouwd, dus daarin is in het Besluit niet voorzien. Dat het hier gaat om
een ecologisch en/of landschappelijk waardevol gebied, wordt in het ontwerp zelf voldoende onderbouwd. De conclusie moet dan
ook luiden dat het hier wél gaat om een gevoelig gebied. Een m.e.r. is dan ook wel nodig.
Ten tweede ligt de omvang van het geplande bedrijventerrein weliswaar onder de norm van 75 ha., maar in het
plan wordt vooruitgelopen op een uitbreiding nabij de aansluiting van de N11-west op de A4. Bovendien wordt in het plan uitdrukkelijk
rekening gehouden met de aanleg van een golfterrein dat gedeeltelijk in het plangebied is gelegen. Het is in strijd met het
zorgvuldigheidsbeginsel om met een m.e.r.-beoordeling te wachten tot de uitbreiding plaatsvindt, terwijl deze uitbreiding
nu al wordt voorzien.
4. Het bedrijventerrein
4.1 Noodzaak
Het doel van het plan voor de Oostvlietpolder is het realiseren van een bedrijventerrein op deze locatie.
In het ontwerp wordt dit te onderbouwd vanuit een ruimtelijk-economische strategie. Deze onderbouwing is niet steekhoudend.
In plannen als De Leidse Regio: Sleutel tot succes van april 2001 wordt voorgesteld te kiezen voor
(toekomstig) kansrijke vormen van bedrijvigheid (zoals kennisintensieve bedrijven). In de praktijk krijgen deze keuzes geen
vervolg. Zo wordt in de meest recente nota: Synergie in economie in de Leidse Regio en Duin- en Bollenstreek, uit oktober
2001 gekozen voor drie speerpunten: Research & Development, Recreatie en Toerisme en Kennisintensieve dienstverlening.
Geen van deze speerpunten speelt een rol, noch bij de keuze voor een bedrijventerrein in de Oostvlietpolder op zich, noch
bij de nadere invulling qua type bedrijven. In feite handelt de gemeente in strijd met het eigen beleid door de keuze voor
een gewoon bedrijventerrein en daarmee met het vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel. Zoals in de nota Synergie in economie
in de Leidse Regio en Duin- en Bollenstreek wordt gesteld: selectiviteit in het beleid is noodzakelijk. Aangezien die
selectiviteit niet is gevolgd is de economische onderbouwing van het ontwerp onvoldoende.
Inmiddels is duidelijk dat met de steeds verslechterende economische situatie ook de behoefte aan industriële
bedrijfsruimte nihil is geworden. Overal in de stad en in de regio staan bedrijfsruimten leeg, met name op die terreinen waar
bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die gepland zijn in de Oostvlietpolder. Bedrijven zien af van uitbreiding en investeringen.
De economische onderbouwing van het plan is achterhaald en dat maakt dat bedrijventerrein een niet-realistische bestemming
is. De economische noodzaak wordt volgens de gemeente aangetoond door de zogeheten Quick Scan. Dit onderzoek voldoet niet
aan het in de Awb gestelde. De gemeente heeft in de eerste plaats niet onderzocht of dit advies wel zorgvuldig en juist is.
Bovendien is het onderzoek inhoudelijk volstrekt onvoldoende in relatie tot de ingrijpendheid van de plannen. Daarnaast is
de conclusie van de Quick Scan inmiddels achterhaald. Daarom is de gemeente gehouden om nieuw, uitgebreid onderzoek op dit
gebied te doen, waarbij bovenstaande punten worden meegenomen. De gemeente stelt dat zij bij de planning van het bedrijventerrein
kijkt naar de langere termijn en rekent op verbetering van de economie in de toekomst. Daar rekenen wij ook op. Dan gaan wij
ervan uit, dat sprake zal zijn van een behoefte aan hoogwaardige, schone en duurzame bedrijvigheid en niet van behoefte aan
ruimte voor milieuonvriendelijke bedrijven die de stedelijke bebouwing moet verlaten. Hiermee geeft de gemeente geen blijk
van visie op lange termijnontwikkeling.
- De aard van het terrein
De gemeente is onduidelijk als het gaat om de aard van het bedrijventerrein en welke soort bedrijven er zullen
komen. Niet voor niets heeft men voor deze bestemming een nadere uitwerkingsplicht. Echter, in hoofdlijnen moet er wel duidelijkheid
bestaan. In eerste instantie zou het alleen gaan om lokale bedrijvigheid, die vooral uit de stedelijke bebouwing moet verdwijnen.
Inmiddels blijkt dat er ook bedrijven uit de regio worden aangetrokken. Over wat voor soort bedrijven het gaat is de gemeente
ook niet duidelijk: onder meer wordt genoemd: distributie en vervuilende bedrijvigheid. Maar er kunnen ook bijvoorbeeld meubelbedrijven,
bouwmarkten, autoshowrooms en dergelijke komen. Dit zijn allemaal bedrijven die in het geheel niet te rijmen zijn met het
streven naar duurzaamheid en hoogwaardigheid.
Ons valt ook op dat de gemeente voor wat betreft de "zichtlocatie" langs de Europaweg, zelfstandige kantoorruimtes
wel wil toelaten. Dit lijkt ons niet de bedoeling. Er staan al vele kantoorpanden in Leiden leeg.
5 De natuurwaarden van het gebied
Wij hebben kennis genomen van de uiteenzetting over de Flora- en Faunawet. Gesteld kan worden, dat de gemeente
ontheffing van het ministerie van LNV moet vragen. Uit de uiteenzetting blijkt niet dat dit is gedaan en niet of deze ontheffing
ook is verleend. Daarom zullen wij deze zienswijze tevens sturen naar het ministerie, dienst LASER. Ons is opgevallen dat
bij de tellingen geen onderzoek is gedaan naar insecten en slakken. Volgens is valt Oostvlietpolder in de categorie e. gebieden
met zeer hoge landschappelijke waarde. De tekst op bladzijde 21 e.v. van het ontwerp (Ligging in een groter verband, Landschap,
Cultuurhistorie en archeologie) kan moeilijk tot een andere conclusie leiden. Het natuuronderzoek dat heeft plaatsgevonden,
heeft veel te weinig aandacht voor de rol die de Oostvlietpolder speelt in relatie tot de omgeving. Daardoor worden de effecten
van de voorgestelde ontwikkelingen niet goed ingeschat. Het gaat dan om de relatie met de Westeindse polder en andere weidevogelgebieden
in het Groene Hart, de relatie met de Vogelplas in de Starrevaartpolder, de Vlietlanden en polderpark Cronesteyn. Deze relaties
moeten worden onderzocht.
In het ontwerp wordt een ruimtelijke relatie gelegd tussen het natuurgebied en het gebied met agrarische
bestemming. Die relatie is van cruciaal belang voor de beoogde natuurwaarden. Aangezien de agrarische bestemming niet duurzaam
is, is de natuurcompensatie dat ook niet. Overigens is de compensatie sowieso een theoretische exercitie. De verstoring die
optreedt tijdens en na het realiseren van het bedrijventerrein zal tot gevolg hebben dat vooral de kritische vogelsoorten
in het gebied zullen verdwijnen en niet meer zullen terugkeren. Na aanleg van de N11-west komt daar de verstoring van de weg
nog eens bij. De in het ontwerp opgestelde redenering dat vanwege de toekomstige aansluiting van de N11 natuurbehoud in de
zuidwesthoek niet duurzaam is, geldt óók voor de noordwesthoek, vanwege de combinatie van de verstoring door de N11 en het
verdwijnen van het grasland in de aangrenzende zuidwesthoek. Om deze redenen betekent het realiseren van een bedrijventerrein
in de Oostvlietpolder een verlies aan natuurwaarden een verlies dat in het geheel niet wordt gecompenseerd op de in het plan
voorgestelde wijze.
In het ontwerp wordt veel belang gehecht aan de gerealiseerde ecologische zone. Dat belang is echter
zeer gering. Een ecologische verbindingszone dient om genetische uitwisseling te bevorderen tussen kleine geïsoleerde populaties
van zeldzame dieren. Voor de dieren die worden genoemd, is dit niet van toepassing. Zeker wanneer in ogenschouw wordt genomen
dat de genoemde rugstreeppad (p.61) in het geheel niet voorkomt in het gebied (afgaande op het onderzoek van Waardenburg waar
in Bijlage 7 naar wordt verwezen). Het feit dat een deel van de ecologische zone door het bedrijventerrein loopt, vermindert
bovendien de functionaliteit, ook recreatief gezien. Voor alle natuurdoelstellingen van het plan geldt, dat de gevolgen van
versnippering door de toekomstige aanleg van wegen (N11-west en/of verlengde Churchillaan) niet worden aangegeven.
6. De stedelijke entree
In de structuurvisie Leidse Regio (1992) staat over het bedrijventerrein dat het aan verschillende zijden
omgeven moet worden met ruime, groene buffers. Dit is in overeenstemming met het Rijksbeleid In het ontwerpbestemmingsplan
staat onder de randvoorwaarden voor de ruimtelijke inrichting: het terrein moet een groene inpassing krijgen en mag geen zichtlocatie
worden. Op bladzijde 61 over de ruimtelijke inrichting staat dat de Europaweg de "westelijke stadsentree" wordt van Leiden:
"Hier worden de zichtlocaties gesitueerd. Doordat de bebouwing hier meer hoogte heeft en dichter bij elkaar staat,
is deze rand stedelijk () De locatie krijgt een positie in de stedelijke structuur van Leiden." De gemeente is derhalve niet consequent in haar eigen handelen en dat is in strijd met het verbod op willekeur.
De redenering over de stedelijke entree wordt bovendien volkomen achterhaald door het feit dat slechts aan
een kant van de Europaweg bebouwing mag komen. Aan de andere kant van de weg is de entree nog steeds groen, met uitzicht op
onze oude, karakteristieke woningen. Daarmee is de idee van een stedelijke entree niet meer houdbaar. De gemeente maakt bovendien
niet duidelijk waarom een stedelijk entree een bouwhoogte van 24 meter noodzakelijk maakt. Wij kunnen ons een stedelijk entree
voorstellen met een bouwhoogte van minder dan 10 meter. Bovendien heeft de gemeente nog steeds niet aangegeven om wat voor
bedrijven het hier gaat en of er vraag is naar panden voor bedrijvigheid met een dergelijke hoogte. Het feit dat de stedelijke
entree strijdig is met het rijksbeleid én met de randvoorwaarden voor het plan, zou voldoende moeten zijn om volledig van
dit idee af te zien. Het niet opnieuw bekijken van de bouwhoogte en de relatie van de gebouwen
met hun omgeving, te weten open, groen gebied met oude huizen, is onzorgvuldig.
Dat de "stedelijke entree" stedenbouwkundig niet verantwoord is, blijkt uit bijgevoegde tekeningen. Deze
tekeningen zijn zorgvuldig en op schaal gemaakt en vormen daarmee een goed beeld van de werkelijkheid. Hierop is de bebouwing
aan de Vrouwenweg te zien, met daarachter de 24 hoge gebouwen, een zoals deze te zien zal zijn vanuit polderpark Cronesteyn
en een driedimensionale tekening. Een dergelijke combinatie van oude, kleine huizen en grote industrie doet nog het meeste
denken aan de omgeving van Rotterdam, bijvoorbeeld aan Schiedam. Niet voor niets worden dit soort terreinen daar dan ook gesaneerd.
Telkens geeft de gemeente aan dat e.e.a. volgens de inzichten van de gemeentelijke stedenbouwkundige
is gebeurd. Door niet aan te geven wat deze inzichten zijn en hoe deze gewaardeerd zijn door de gemeente zelf, handelt de
gemeente in strijdt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Het opwaarderen tot "stedelijke entree" van een weg die door een bedrijventerrein loopt, bevordert de ruimtelijke
kwaliteit niet. Wat het resultaat is van een dergelijke ontwikkeling, is bijvoorbeeld goed te zien bij één van de toegangswegen
die op historische en geografische gronden wél het predikaat entree verdient, te weten de Lammenschansweg. Langs het gedeelte
tussen Lammenschansplein en spoorlijn staat aan de zuidelijke kant en deels aan de noordelijke kant van de weg een onooglijke
ratjetoe van goedkoop gebouwde bedrijfspanden, waarin afgaand op Bijlage 1 bij de voorschriften - precies díe typen bedrijven
zijn gehuisvest die de gemeente op het oog heeft bij de ontwikkeling van de Oostvlietpolder. Geconcludeerd moet worden dat
een stedelijke entree door een bedrijvenpark geen hoogwaardig en representatief beeld vormt voor een stad als Leiden.
De gemeente geeft zelf aan dat in de nabije toekomst het bedrijventerrein zal worden ontsloten door de N11
of de verlengde Churchillaan. Daarmee zijn deze wegen te beschouwen als "stedelijke entree". De Europaweg zal dan zijn huidige
functie van secundaire weg van Leiden naar Zoetermeer weer gaan vervullen. Daarmee is de noodzaak om bebouwing die past in
deze visie op de "stedelijke entree" geheel vervallen.
Daarnaast is het idee strijdig met de volgende randvoorwaarden:
- behoud van de ruimtelijke kwaliteit van de Vlietwegzone: de horizonvervuiling die het gevolg zal zijn van hoge gebouwen
langs de Europaweg vormt een onacceptabele aantasting van deze kwaliteit, hetgeen zowel de bewoners als de recreanten
zullen ondervinden;
- realisering van een groene verbinding tussen Vlietland en polderpark Cronesteyn; de horizonvervuiling zal de belevingswaarde
van met name het polderpark ernstig aantasten; bij de inrichting van het terrein moet veel aandacht worden besteed aan kwalitatieve
aspecten (w.o. landschappelijke inpassing); de stedelijke entree is een element dat lijnrecht tegengesteld is aan het
streven naar landschappelijke inpassing.
De Vrouwenweg is een belangrijke recreatieve fietsverbinding tussen Leiden en het Groene Hart. Die verbinding
is aantrekkelijk omdat hij door een groen gebied gaat. Ook ruiters, skaters, trimmers en wandelaars maken er veel gebruik
van. Als het gebied naast de Europaweg bebouwd wordt en de Europaweg een stedelijke entree wordt, zal dat allemaal verdwijnen.
Juist in dit groene en open gebied is een stedelijke entree wel de minst aantrekkelijke optie die je hier kunt voorstellen.
7. Verkeer
De Oostvlietpolder is in de huidige situatie onvoldoende ontsloten om te fungeren als bedrijventerrein. Momenteel
dient de Europaweg als verbinding tussen de stad en de A4 en tussen de A4 en de A44. Als het bedrijventerreinen komt, zal
de Europaweg in eerste instantie ook nog de interne ontsluiting daarvan moeten verzorgen. Echter, die kan de combinatie van
deze functies niet aan. En de bestaande belasting is inmiddels nog groter geworden: wij wijzen erop dat de resultaten van
de metingen die verricht zijn aan de verkeersintensiteit op de Europaweg, inmiddels achterhaald zijn, nu de Vrouwenweg voor
doorgaand autoverkeer is afgesloten. Nieuw onderzoek is nodig.
De gemeente gaat bij haar berekeningen voor de milieugevolgen van een reconstructie van de Europaweg uit
van intensiteitcijfers uit van het jaar 2001. Nu wordt de situatie berekend voor 2015. Zoals in het ontwerp is aangegeven,
moeten de gevolgen van een reconstructie berekend moet worden vanuit cijfers van 1 jaar vóór de reconstructie voor de situatie
voor 10 jaar ná de reconstructie. Dus cijfers uit 2001 voldoen niet voor een berekening voor 2015. Nieuwe tellingen in het
jaar 2004 zijn dus nodig, indien er in 2005 gereconstrueerd wordt.
Bovengenoemde aspecten hebben invloed op de verwachtingen voor de luchtvervuiling en de geluidsbelasting,
maar er is geen rekening mee gehouden. Bovendien laat het ontwerp alleen iets zien over de vervuiling t.g.v. NO2. Maar er
zal toch onderzoek moeten worden gedaan aan alle vervuiling door de andere stoffen, die in de Europese richtlijnen zijn vermeld
en in de Nederlandse wetgeving zijn opgenomen? Bij het berekenen van de geluidbelasting van de huizen langs de Vrouwenweg
moet rekening worden gehouden met de geluidsweerkaatsing tegen de toekomstige bebouwing langs de westzijde van de Europaweg,
mocht tot een dergelijke bebouwing worden besloten.
De verwachting dat de files op de Europaweg niet erger zullen worden omdat de verkeersstromen zich zullen
verplaatsen naar andere wegen binnen of buiten de regio, is onlogisch en kan niet hard worden gemaakt. Aangezien de wegen
in de Randstad overal vol staan, en zeker de wegverbindingen tussen de A4 en de A44, zijn wij ervan overtuigd dat de verkeersbelasting
op de Europaweg zal toenemen als gevolg van het bedrijventerrein. De gemeente zal, zo schrijft zij in het plan, een in het
kader van parkmanagement een bedrijfschap oprichten maken met de gebruikers van het terrein, over onder meer fietsen van het
werk. Dit is een zacht instrument, waarmee in dit bestemmingsplan rekening kan worden gehouden. De gemeente moet nu reeds
kunnen aantonen hoe de ontsluiting van het bedrijventerrein eruit zal zien. Bovendien gaat de gemeente uit van verkeerde informatie
voor wat betreft openbaar vervoer. Op de Europaweg rijdt alleen bus 170, niet bus 45. Bus 204 is een Interliner, die niet
mag stoppen op de halte Kruisherenweg. Overigens liggen beide haltes, Kruisherenweg en Lammenschansweg, op een aanzienlijke
loopafstand van het bedrijventerrein. Bovendien ligt de looproute dan langs de Europaweg, waar niet gelopen mag worden. Aangezien
de gemeente zelf als stelt dat omleiding van de bussen over het bedrijvenpark niet zal gebeuren, is er dus geen goed openbaar
vervoer.
Omdat de huidige ontsluitingsmogelijkheden niet voldoen, en de gemeente toch niet wil wachten met vaststelling
van het bestemmingsplan, gaat de gemeente het plan in fasen uitvoeren. 60 % moet al in de eerste fase worden gerealiseerd,
op het moment dat alleen de Europaweg als ontsluitingsweg beschikbaar is. Dit terwijl de Europaweg nu al zwaar overbelast
is. De risicos voor alarmdiensten en bij calamiteiten nemen onaanvaardbaar toe. De gemeente geeft op pagina 43 aan dat gezien
de urgentie van de ontwikkeling van het bedrijvenpark en de uitspraak van de Raad van State, met de vaststelling van het plan
niet gewacht kan worden op de studie die de provincie voor wat betreft de verkeersstructuur. Deze urgentie wordt niet onderbouwd.
Voor fase 2 speculeert de gemeente op besluitvorming over de N11, de verlengde Churchillaan, of verbreding
van de Europaweg. Daarmee kan in een bestemmingsplan natuurlijk niet worden volstaan. De gemeente kan niet garanderen dat
een dergelijke ontwikkeling ook zal plaatsvinden. Bijvoorbeeld: gezien het tempo van de besluitvorming over de N11-west tot
nu toe, is er geen enkele aanleiding ervan uit te gaan dat de aanleg van deze weg binnen afzienbare tijd zal plaatsvinden.
De bezwaren die voorheen zijn ingebracht tegen aanleg van deze weg, gelden nog steeds.
Een bestemming "nader uit te werken verkeerstrace" is volgens vaste jurisprudentie te vaag. Daarmee dus ook
het niet op de plankaart specifiek aangeven waar en hoe de wegen zullen lopen. De gemeente moet precies in het plan aangeven
hoe de wegen zullen lopen, zeker nu de ontsluiting van het gebied een absoluut noodzakelijk onderdeel vormt van de haalbaarheid
van het plan. De gemeente stelt dat onderzoek op grond van de Wet Geluidhinder nodig is, als de Europaweg verbreed zal worden.
Nu deze mogelijkheid al in het bestemmingsplan wordt geopend, moet dit onderzoek, gezien de eis van zorgvuldige voorbereiding,
worden gehouden voor de vaststelling van het plan.
8 De zone Europaweg/Vrouwenweg
8.1 Het ontbreken van onderzoek
Voor wat betreft het gebied tussen Europaweg en Vrouwenweg is veel onderzoek achterwege gebleven. Zo is er:
- geen onderzoek gedaan naar de wensen en motieven van de bewoners van de Vrouwenweg dit in tegenstelling tot de
vele aspecten die wél zijn onderzocht, en ondanks de waarschuwing van RBOI dat het plan zou leiden tot conflicten met de bewoners
van de Vrouwenweg;
- in dit gebied geen onderzoek gedaan naar de natuurwaarden in tegenstelling tot de rest van het plangebied. Dit
blijkt uit figuur 1B bij bijlage 7. De gemeente geeft aan dat dit niet nodig is op pagina 30 van de thematische behandeling
inspraakreacties. Echter, er wordt hierin uitsluitend gerefereerd aan onderzoek naar vogel. Bovendien is dit onderzoek verouderd.
- geen onderzoek gedaan naar de fysieke gevolgen van het bouwen nabij de bestaande woningen langs de Vrouwenweg dit
terwijl de omgevingsfactoren daar toch alle aanleiding toe geven: hoge grondwaterstand, slappe veenbodem, huizen die niet
zijn onderheid. Indien overgegaan wordt tot de aanleg van een bedrijventerrein langs de Europaweg, moet in elk geval het terrein
worden opgehoogd. Zeker als er gebouwen worden neergezet van 24 meter hoogte, zal dit enorme gevolgen hebben voor onze huizen.
De gemeente als exploitant van het terrein, is gehouden deze gevolgen technisch te ondervangen. Dit betekent een aanzienlijk
bedrag per woning. In de kostenraming is hiermee geen rekening gehouden.
8.2 onevenwichtige belangenafweging
Het bevreemdt ons dat de bebouwing langs de volkstuinen minder hoog wordt, "om zo weinig mogelijk te conflicteren
met de kleine schaal en het intieme karakter van dit gebied." Hier is duidelijk geen sprake van een evenwichtige belangenafweging
nu een dergelijke overweging in het geheel niet is gewijd aan de bebouwing langs de Europaweg en de gevolgen ervan voor de
bewoners en gebruikers van Vrouwenweg. De overweging is vooral daarom onevenwichtig omdat de volkstuinders niet permanent
wonen op hun complex en de bewoners van de Vrouwenweg wel. Daarmee handelt de gemeente tevens in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
De gemeente motiveert dit handelen uitsluitend met een beroep op het convenant dat met de volkstuinders is gesloten. Wij wijzen
erop dat een dergelijk convenant geen rechtsfiguur is dat de Wet op de ruimtelijke ordening kent. Met een beroep op een dergelijk
privaatrechtelijke overeenkomst kan de keuze dan ook niet worden gemotiveerd. Het breken van de overeenkomst kan een onrechtmatige
daad tegenover de volkstuinders opleveren, maar verplicht in elk geval niet tot een dergelijke ruimtelijke keuze.
Bebouwing van 24 meter hoog is van zodanig aard dat de gemeente in compensatie hiervoor een hoog bedrag aan
planschade zal moeten betalen aan de bewoners van de Vrouwenweg. Hiermee is in de kostenraming geen rekening gehouden. De
schade zal mede daarom zo hoog zijn vanwege de specifieke kenmerken van de woningen. Het betreft hier dijkwoningen, die aan
de achterzijde hoger zijn dan aan de voorzijde. Om die reden liggen woonkamer en keuken op een kleine twee meter boven het
polderniveau. Dit brengt met zich mee, dat wij niet zozeer tegen de polder aankijken, als wel er overheen. Bebouwing
van 24 meter hoog op zo´n tachtig meter afstand is daarmee zodanig dominant in ons uitzicht aanwezig, dat het er volledig
door wordt verpest. Groenvoorzieningen, bijvoorbeeld op het perceel achter de huizen dat nu voor recreatie is bestemd, helpen
daar niet tegen. Zowel in de zomer als in de winter zal sprake zijn van aanzienlijk minder zonlicht; in de winter gaat de
zon op de Vrouwenweg in het vervolg om drie uur s middags al onder! Na zonsondergang zullen
de bewoners grote hinder ondervinden van verlichte gevelreclames op de bedrijven.
De gemeente gaat voorbij aan het feit dat zowel voor de bewoners van de eengezinswoningen langs de Vrouwenweg
als voor de bewoners van het klooster, een gelijkwaardig alternatief woonmilieu in Leiden niet of nauwelijks is te
vinden. Het gaat hier bij uitstek om bewoners die wat minder comfort en enige afstand tot het stadscentrum voor lief nemen,
omdat zij de voorkeur geven aan een groene en landelijke omgeving, met uitzicht. Wanneer de omgeving conform het ontwerp zal
veranderen, vervalt voor de bewoners het motief om op deze plek te wonen. Deze benadeling van de bewoners is niet goed te
maken met het uitkeren van planschade die gebaseerd is op de zuiver economische waardedaling van hun huis alleen. De gemeente
moet daar in het plan rekening mee houden, wil zij aan alle betrokkenen in gelijke mate recht doen.
Bovenstaande illustreert andermaal het ontbreken van een gedegen afweging. Nergens in het ontwerp blijkt
dat rekening is gehouden met waardedaling van de huizen t.g.v. het plan, schade aan de huizen die optreedt bij het bouwrijp
maken (ophogen) van de grond, tijdens de bouw (heien, zwaar verkeer) en bij het in gebruik nemen van het bedrijventerrein
(de druk van de gebouwen op de slappe veengrond), extra kosten die moeten worden gemaakt voor de ontsluiting, etc. Al deze
aspecten moeten in de afweging worden meegenomen, óók nu er ten oosten van de Europaweg geen bedrijven komen!
- Recreatieve bestemming
Tot onze verbazing is op de plankaart en in het plan te zien dat genoemde zone een recreatieve bestemming
zal krijgen. Dit in tegenstelling tot eerdere berichten, die in het plan zelf nog te zien zijn (xxxxxxxx), dat er een agrarische
bestemming aan het gebied zou worden gegeven, conform het huidige gebruik. Wij gaan ervan uit dat deze wijziging op het laatste
moment onder druk van de heer Niersman aan het plan is toegevoegd.
Over de invulling van recreatieve bestemming bestaat geen duidelijkheid. Wethouders en ambtenaren noemen
onder meer: sportvelden en waterpartijen. Sportvoorzieningen passen overigens volgens de provincie niet in een gebied dat
buiten de rode contour valt. Graag treden wij nogmaals en op korte termijn met de gemeente in gesprek over de nadere invulling
van de bestemming. Wij geven de voorkeur aan een bestemming zoals deze voor polderpark Cronesteyn geldt. Daarmee kan uitbreiding
worden gegeven aan dit park, waarmee wellicht een deel van de grote bezwaren die het huidige bestemmingsplan voor dit gebied
met zich meebrengt, weggenomen kunnen worden. Voorts is het voor ons van het grootste belang dat de inrichting zodanig is
dat het het uitzicht op de bedrijven aan de overzijde van de Europaweg geheel wegneemt. Wij denken daarbij aan de aanplant
van reeds volwassen bomen, waterpartijen e.d. Tevens is het voor ons onaanvaardbaar als de sloot achter onze woningen zal
verdwijnen.
- De natuurwaarde van het gebied
Op een aantal watervogels na, zijn alle te beschermen diersoorten die in het plangebied zijn waargenomen,
zeer waarschijnlijk ook waar te nemen in het gebied tussen de Europaweg en de Vrouwenweg. Zeer waarschijnlijk, gezien de aanwezigheid
van dezelfde biotopen. De Vrouwenvaart, de sloot langs de westzijde van de Vrouwenweg en de middentocht, die ook dit gebied
doorsnijdt, bieden dezelfde water- en oeverbiotopen als de rest van de Oostvlietpolder en herbergen dezelfde amfibieënsoorten,
alsmede de genoemde zwanebloem. De tuinen achter de huizen en de tuin rond het klooster vormen een geschikt biotoop voor struweelvogels,
vergelijkbaar met de betreffende landschapselementen ten westen van de Europaweg. Weidevogels zullen in het gebied tussen
Europaweg en Vrouwenweg niet snel broeden, maar gebruiken het gebied wel om te foerageren, waarmee het gebied bijdraagt aan
het aantal weidevogels dat zich in het totale gebied kan vestigen, alsmede aan het broedsucces van deze dieren. Zeer regelmatig
worden jagende roofvogels langs de Vrouwenweg waargenomen. De gemeente heeft besloten dat een nieuw onderzoek voor dit gebied
niet nodig is. Dit is in strijd met het beginsel van zorgvuldige voorbereiding.
Minstens zo relevant als de waargenomen soorten is de relatie met de omgeving en de functie van het gebied
in het grotere geheel. Voor de weidevogels is dit al genoemd in de vorige alinea. Voor tal van dieren is natuurlijk de relatie
tussen het polderpark, de Vrouwenvaart en het aangrenzende gebied tussen Europaweg en Vrouwenweg met weiland en tuinen van
belang. Ook dit moet worden onderzocht. Daar komt nog bij dat het natuurbeleid in toenemende mate is gericht op de natuurbeleving.
Niet voor niets heet de laatste rijksnota over dit onderwerp Natuur voor de mensen, mensen voor natuur. Juist langs
de Vrouwenweg beleven naast de bewoners, die deze omgeving zo waarderen - jaarlijks duizenden fietsers, wandelaars, skaters
en ruiters de natuur: de futen en meerkoeten die broeden in de Vrouwenvaart, het gekwaak van de kikkers in de sloot langs
de Vrouwenweg, de gruttos die langs de slootoever hun voedsel zoeken en de torenvalken en buizerds die jagen boven het weiland.
Behalve recreanten fietsen dagelijks honderden studenten, scholieren en werkenden tussen Leiden, Zoeterwoude en Zoetermeer
langs de Vrouwenweg. De natuurbeleving zal volledig verloren gaan door de bebouwing langs de Europaweg.
5.5 De Bouwnormen
In artikel 8 van de bebouwingsvoorschriften staat bij de bestemming Woondoeleinden 1 onder e. dat de maximale
oppervlakte . niet meer dan 35 m2 mag bedragen. Dezelfde bepaling in woondoeleinden 2, in artikel 9, gaat uit van 75 m2. Dit
is een onaanvaardbaar verschil. Voorts vinden wij, dat nu het woongenot aan de achterzijde van de woningen tot nul is gedaald,
uitbreiding aan de voorzijde van de woningen met bijvoorbeeld een erker moet zijn toegestaan. Dit moet worden opgenomen in
artikel 8 zelf en niet middels een vrijstellingsbevoegdheid worden geregeld.
Deel II
Wij herhalen dat dit gedeelte van de zienswijze subsidiair bedoeld is aan het eerste deel. Dus: mocht de
gemeente niet overgaan tot het geheel laten varen van het idee om een bedrijventerrein te realiseren, dan willen wij graag
aangeven dat de specifieke locatie en de manier waarop dit terrein is ingepland, bepaald niet de enige manier is om een bedrijventerrein
in de polder in te passen. Hiertoe hebben wij een alternatief plan ontwikkeld, dat vooral bestaat uit een kaart. Wij geven
hierop de volgende toelichting. Graag zijn wij bereid om de gemeenteraad een uitgebreidere, mondelinge, toelichting te geven.
Optimaal wonen. Niet bouwen achter de huizen van de Vrouwenweg (maar groen houden, zoals in het ontwerpbestemmingsplan)
en niet achter de huizen van de Vlietweg (groen houden, zoals in het voorontwerpbestemmingsplan). Als er te weinig geld is
om het bedrijventerrein te realiseren, zoals de gemeente zegt, dan moet de partij die de verandering van de bestemming wil
(de gemeente), dat betalen. De gemeente kan dat eventueel doorberekenen aan de partijen die baat hebben bij de bestemmingsplanwijziging
(de bedrijven die er komen). En dus niet door huizen te bouwen ten koste van de leefomgeving van de mensen die door de bestemmingsplanwijziging
juist toch al worden geschaad (de Vlietwegbewoners).
Optimaal recreëren. De volkstuinen moeten niet worden verplaatst en zoveel mogelijk omringd blijven door
groen, en niet door bedrijven. De groene zone langs de Vlietweg, tussen Vlietlanden en Cronesteyn, moet groen blijven. Het
bedrijvenpark moet volledig en aan alle kanten aan het zicht worden onttrokken door groen (waar nodig aan te planten). Alleen
dán blijft het groene karakter van de polder zoveel mogelijk behouden. En alleen dán blijven er ook aantrekkelijke recreatieve
verbindingen vanuit de stad naar de aangrenzende recreatiegebieden en naar het Groene Hart.
De Europaweg moet dus absoluut géén stedelijke entree worden, zoals de gemeente wil, en géén zichtlocatie.
De Europaweg (die in de toekomst minder belangrijker wordt, als er een nieuwe verbindingsweg komt) moet aan beide zijden vrij
blijven van bebouwing en bedrijven mogen hier niet het uitzicht van bewoners en recreanten verstoren.
Het gebied tussen de Vrouwenweg en de Europaweg moet een landelijk karakter houden, met een verbetering van
natuur en landschap waar dat mogelijk is. Het moet worden ingericht in overleg met de omwonenden.
Optimale natuur. Het heeft geen zin om de ecologische zone dwars door een bedrijventerrein te laten lopen,
zoals in het ontwerpbestemmingsplan staat. Daar heb je als recreant ook niets aan. De ecologische zone langs de middentocht
moet over de hele lengte aansluiten op de recreatieve groenzone langs de Vliet, dan heb je een optimale combinatie van natuur
en recreatie. Daarmee is ook de verbinding tussen de Vlietlanden en park Cronesteyn gerealiseerd.
Optimaal werken. Het bedrijventerrein moet compact worden vormgegeven. Dus zonder doorsnijdingen van
volkstuingebied of een ecologische zone, zodat de bedrijven zo weinig mogelijk andere functies in de weg zitten. Op die manier
ontstaat bovendien een mooie, groene en recreatief aantrekkelijke werkomgeving. En daarmee kan de wens van de gemeente om
50 ha. bruto oppervlakte te realiseren worden gehaald.
Ondertekening
De voorzitter De secretaris
De heer P. Moen De heer M.G. Betgen
Bijlagen:
- Statuten;
- Situatietekeningen;
- Alternatieve plankaart.
|